18162 |
pil |
pil:
pel (L360a Gerdingen)
|
pil [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
keets:
keets (L360a Gerdingen)
|
kern [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
keets:
keets (L360a Gerdingen, ...
L360a Gerdingen,
L360a Gerdingen)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] [ZND m]
I-7
|
24531 |
plant (alg.) |
plant:
plente mv (L360a Gerdingen)
|
plant [ZND 44 (1946)]
III-4-3
|
19088 |
plicht |
plicht:
plēxt (L360a Gerdingen)
|
een plicht [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
26898 |
ploeg |
ploeg:
plōx (L360a Gerdingen)
|
De ploeg is het landbouwwerktuig dat de grond voorsgewijs lossnijdt en deze - afhankelijk van de stand van het strijkbord - geheel of ten dele omkeert. De term ploeg is te beschouwen als benaming voor het hier bedoelde werktuig in het algemeen, alsmede voor het ploegtype dat ter plaatse vanouds of in een bepaalde periode het meest gebruikt werd. Oudere zegslieden die de modernere (wentel)ploegen hebben zien opkomen en daarvoor benamingen als dubbele ploeg, wentelploeg e.a. opgaven, verstonden onder "de ploeg" de oude houten voet-, rad- of karploeg, zoals een latere generatie met "de ploeg" vaak de voorloper van de moderne, met een tractor verbonden ploeg blijkt te bedoelen. In het tweede deel van het lemma zijn de beschikbare meervoudsvormen van ploeg vermeld. [N 11, 29; N 11A, 66a + 66b; N 27, 14 + 15 + 16 add.; JG 1a + 1b; Wi 9; S 8; Gwn 7, 2; monogr.]
I-1
|
30450 |
ploegen |
akkeren:
akǝrǝ (L360a Gerdingen),
ploegen:
plōgǝ (L360a Gerdingen),
varen:
vã.rǝ (L360a Gerdingen)
|
Bouwland met de ploeg bewerken. De termen in dit lemma worden geacht toepasselijk te zijn op het ploegen in het algemeen. Hiervoor is lang niet overal een aparte, semantisch neutrale term in gebruik. Meestal blijkt daar het plaatselijke woord voor het ploegen van de zaaivoor ook aangewend te kunnen worden voor het ploegen in het algemeen. Van de onderstaande termen kunnen ploegen, akkeren, bouwen e.d. doorgaans zowel absoluut ("morgen ga ik ploegen") als ook in verbinding met een object (de akker, het land, een stuk) gebruikt worden. De met om- samengestelde woorden aan het eind van het lemma hebben steeds een object: meestal de akker e.d., soms een onder te ploegen gewas. Voor omdoen in de zin van ondiep ploegen, zie men het betreffende lemma. [N 11, 41; N 11A, 106; JG 1a + 1b; JG 2a-1, 7; A 20, 1b; A 23, 1c; A 27, 24a; A 33, 17; Gwn 7, 1; S 28; Wi 38; Lu 1, 1c; Lu 5, 24a; L 34, 46; monogr.]
I-1
|
17831 |
plukken |
plukken:
plekə (L360a Gerdingen)
|
plukken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
19957 |
poort |
poort:
pǫrt (L360a Gerdingen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
pūǝt (L360a Gerdingen)
|
I-11
|