| 24535 |
sleutelbloem |
kerksleuteltje:
kerksleuteltje (L360a Gerdingen, ...
L360a Gerdingen)
|
sleutelbloem (tekening, beschrijving vh uiterlijk) [Lk 03 (1953)] || sleutelbloem, kweekplant (primula) [Lk 03 (1953)]
III-4-3
|
| 19282 |
slim |
slim:
slem (L360a Gerdingen)
|
slim [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
| 19894 |
slot |
slot:
slūǝt (L360a Gerdingen)
|
Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-9
|
| 20924 |
smeren |
smeren:
smīrə (L360a Gerdingen)
|
smeren [ZND A1 (1940sq)]
III-2-3
|
| 19421 |
smeulen |
snerken:
het snərkt onder das (L360a Gerdingen)
|
Hoe zegt ge wanneer iets brandt zonder vlam ? Het ... onder de as [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
| 27252 |
smid |
smid:
smīǝt (L360a Gerdingen)
|
In het algemeen een handwerksman die metaal, meestal ijzer, met behulp van hamers en andere gereedschappen bewerkt om er werktuigen of andere voorwerpen van te vervaardigen. Doorgaans wordt het metaal voor de verwerking in de smidsvuurhaard verhit en vervolgens op het aambeeld met behulp van smeedhamers in een bepaalde vorm gesmeed. Het woordtype vlammer (Q 113) is een afleiding van het werkwoord vlammen (vlɛmǝ) dat onder meer "slaan" kan betekenen. Vgl. ook RhWb II, kol. 548 s.v. Flammer, "Schmied".' [Wi 6; S 33; L 6, 78; L 8, 99; Weijnen BN 4, 6; N 33, 1a-b; monogr.]
II-11
|
| 25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
snījə (L360a Gerdingen, ...
L360a Gerdingen)
|
sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
| 32750 |
spade, spitschop |
schup:
šęp (L360a Gerdingen)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
| 22384 |
speelkaart |
kaart:
kārt (L360a Gerdingen)
|
Een kaart. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
| 34114 |
speen van de koe |
deem:
diǝm (L360a Gerdingen),
dīm (L360a Gerdingen)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|