e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
akte akte: aktes (Geulle) Een oefening/akte/akt van geloof, hoop, liefde, berouw [üboeng]. [N 96B (1989)] III-3-3
al dansend draaien denderen: dendere (Geulle) Al dansende draaien, gezegd van een tol [schrankelen, hekelen, denderen, leuteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
alle kegels samen bos: bosj (Geulle) Alle kegels bij elkaar [bos]. [N 88 (1982)] III-3-2
altaar altaar (<lat.): den elter (Geulle) Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
altaarbel schel: sjel (Geulle) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
ambacht van schoenmaker schoenmaker: šōnmę̄kǝr (Geulle) [N 60, 221a] II-10
ampullen ampullen (<lat.): ampölle (Geulle) Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)] III-3-3
andere soorten sneeuw dikke vlokken: dikke vlokken  dikke vlokke (Geulle) verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4
andreaskruis andreaskruis: andręjaskrø̜js (Geulle) Kruis van regellatten van 5 x 7 cm die dwars op de richting van de balken tussen de balken van een balklaag worden aangebracht en van de bovenkant van de ene balk tot de onderkant van de andere lopen. Het andreaskruis voorkomt het doorbuigen en het zijdelings kromtrekken van de ribben. Het aanbrengen van een andreaskruis werd in Q 121c 'de balken schoren' ('dǝ balǝkǝ šōrǝ') genoemd. [N 54, 142a] II-9
angel angel: aŋǝl (Geulle) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6