e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grof gebouwd grof: graof (Geulle) Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] III-1-1
grommen grauwelen: grauwwele (Geulle), grommen: gromme (Geulle) Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)] III-2-1
grond waarop de boerderij staat geleg: gǝlē̜ ̞x (Geulle) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grondboor grondboor: gront˱bōr (Geulle) Boor die bij het slaan van pompen gebruikt wordt om in de grond te boren. Aan de zijde ervan zijn doorgaans spiraalvormige windingen aangebracht die tijdens het boren de aarde uit het boorgat schuiven. [N 33, 162] II-11
grondschaaf grondschaaf: grontšāf (Geulle) Plat schaafje van hout of staal waarvan de schaafbeitel aan de onderzijde ver uitsteekt en waarmee de bodem van diepe groeven verder wordt uitgediept of zuiver geschaafd. Zie ook afb. 48. De grondschaaf wordt door de timmerman, wagenmaker en kuiper gebruikt. De timmerman werkt er onder meer de nesten mee af in trapbomen. Nesten zijn gesloten groeven in de zijstukken van trappen, waar de traptreden, stootborden etc. in worden ingelaten. Zie ook de lemmata ɛnestɛ en ɛnesten uitschavenɛ in wld II.9, pag. 149.' [N 53, 78; N G, 37b; N 55, 114 add.; A 32, 3 add.; monogr.] II-12
grondwater grondwater: grondwater (Geulle), gróndwater (Geulle) grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)] III-4-4
grondwerker grondwerker: grontwerkǝr (Geulle) De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.] II-9
grootmoeder groot, de -: groat (Geulle), grootmoeder: groatmoder (Geulle), groatmōdər (Geulle), groətmōdər (Geulle), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  groatmoeder (Geulle), oma: door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  hom (Geulle), oma (Geulle), tegenwoordig  ōma (Geulle) grootmoeder [DC 05 (1937)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders grootouders: groatau̯ərs (Geulle), groətau̯ərs (Geulle) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootvader grootvader: groatvader (Geulle), groat˃vādər (Geulle), groət˃vādər (Geulle), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  graotvader (Geulle), opa: door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  hoppa (Geulle), opa (Geulle), tegenwoordig  ōpa (Geulle) grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2