32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
īzǝrǝ [eg] (Q018p Geulle)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q018p Geulle),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (Q018p Geulle)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
25370 |
ijzeren hamer waarmee men het slachtvee verdooft |
voorhamer:
vyrhāmǝr (Q018p Geulle)
|
Uit de toelichting van de informant van P 108 zou kunnen blijken dat deze hamer vooral gebruikt wordt bij het doden van het rund, met name de stier. Vergelijk ook het woordtype "rundshamel". [N 28, 5a; N 28, 5b; N 28, 10c; monogr.]
II-1
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
plaket (<fr.):
genoemd naar de fabrikant Blackey?? [allicht een verkeerde suggestie v.d. informant; andere bronnen bevestigen het bestaan van een fabrikant Blackey niet, rk]
blakei (Q018p Geulle)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21334 |
illustratie |
plaatje:
plɛ̄tsjə (Q018p Geulle),
prentje:
preͅntsjə (Q018p Geulle)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
hapsnap:
hap sjnap (Q018p Geulle)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33613 |
in de moestuin werken |
hovenieren:
hoveneren (Q018p Geulle)
|
[N P (1966)]
I-7
|
28477 |
in de pap liggen |
in de melk liggen:
en dǝ mɛlk leqǝ (Q018p Geulle)
|
Eitjes en larven worden door de werkbijen in een pap van stuifmeel, honing en water gelegd. Hierin gedijen ze zeer snel. Men zegt dan "de larven liggen in de pap, in de melk". De cellen zijn dan nog niet verzegeld. [N 63, 22c]
II-6
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
doffen:
doffe (Q018p Geulle)
|
slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30157 |
in groefleger liggen |
op zijn leger metselen:
ǫp ˲zǝn lē̜gǝr mɛtsǝlǝ (Q018p Geulle)
|
Gezegd van natuursteen die volgens de stand waarin hij in de groeve werd aangetroffen is gemetseld. Metselwerk dat op deze wijze was uitgevoerd, werd in K 353 'bruut metselwerk' ('brøt m'tsǝlw'rǝk') genoemd. [N 31, 31e]
II-9
|