18192 |
jurk |
kleed:
kleid (Q018p Geulle)
|
jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18232 |
juweel |
juweel:
juweel (Q018p Geulle)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (Q018p Geulle)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17604 |
kaakgestel |
kaken (mv.):
kaake (Q018p Geulle)
|
kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20024 |
kaaps viooltje |
kaaps viooltje:
kaaps vijwelke (Q018p Geulle)
|
Kaapsviooltje (saintpaulia). Kas en kamerplant met violette of roze bloemen (violettekesplant, kaaps viooltje, poliake). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenhouder:
kaersenhauwer (Q018p Geulle)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23596 |
kaarsendover |
kaarsendomper:
kaersendömper (Q018p Geulle)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23598 |
kaarsenpit |
wiek:
week (Q018p Geulle)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22392 |
kaart met prentje |
prentje:
preintsje (Q018p Geulle)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22369 |
kaatsen (ballen) |
ballen:
balle (Q018p Geulle)
|
Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|