34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
krɛi̯ǝ (Q018p Geulle)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
20146 |
kraamverzorgster |
kraamverpleegster:
gegoede mensen
kraamverpleegster (Q018p Geulle)
|
kraamverpleegster; gediplomeerde verzorgster moeder/kind [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
sproeier:
sprui̯ǝr (Q018p Geulle)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
31710 |
kraanzaag |
kraanzeeg:
krānzē̜x (Q018p Geulle)
|
Houtzaag met een lengte van ongeveer 245 cm; het zaagblad is ongeveer 2 meter lang en is aan de onderzijde een weinig smaller dan aan de bovenkant. De bovenzijde van het blad loopt uit op een ca. 45 cm lang ijzer met een ring, waarin een houten handvat kan worden gestoken, dat dan haaks op het zaagblad staat. Het onderhandvat is een los deel. Het bestaat uit een houten blok met daarin een gleuf, waarin het zaagblad met behulp van een wig kan worden vastgeklemd. In het houten blok zijn twee stokken aangebracht die als handvat dienen. Zie ook afb. 9. [N 50, 34a; N 75, 116e; N I, 1 add.; monogr.]
II-12
|
17918 |
krabben |
scheren:
šē̜rǝ (Q018p Geulle),
schrabben:
šrabǝ (Q018p Geulle)
|
Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.]
II-1
|
25404 |
krabber |
klok:
klǫk (Q018p Geulle)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
koren:
käön (Q018p Geulle)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
kezèt (Q018p Geulle)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
kretsen:
kretse (Q018p Geulle)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
kreek:
ein kreek (Q018p Geulle),
kreek (Q018p Geulle)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|