e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bascule bascule: baskuul (Geulle) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
basiliek basiliek (<lat.): bazeliek (Geulle) Een basiliek. [N 96A (1989)] III-3-3
bastaardvijl bastaardvijl: bastǝrt˲vīl (Geulle) Vijl met een niet al te grove of al te fijne kap. In grofte bevindt de bastaardvijl zich tussen de grove vijl en de zoetvijl. Meestal heeft het blad van een bastaardvijl ongeveer 26 tanden per inch (Handboek Gereedschap, pag. 238). De bastaardvijl kan diverse vormen hebben. Volgens verschillende informanten (L 192a, 213, 289, 299, 321, 331, 371, Q 18, 86, 95, 99*, 108, 113, 117, 118, 121c) heeft de bastaardvijl een grof blad. Vgl. ook het vorige lemma. [N 33, 88; N 33, 86; N 64, 53d; N 64, 53g] II-11
bazige vrouw canaille: kernajje (Geulle) een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)] III-1-4
bedekt een onaangenaamheid zeggen een steek onder water geven: ⁄nne sjteek ongger water gèève (Geulle) iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] III-3-1
bedekte zwaluwstaart verblinde zwarbelstaart: vǝrblęjndǝ zwarbǝlstart (Geulle) Haakse zwaluwstaartverbinding waarvan de zwaluwstaartvormige pennen tot ongeveer 2/3 van de houtdikte in elkaar gewerkt zijn en de overblijvende delen in verstek tegen elkaar geplaatst zijn. Zie ook afb. 136. [N 54, 55e] II-12
bedelaar bedelaar: bèèdeleir (Geulle), schooier: sjooier (Geulle) de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)] III-3-1
bedelen bedelen: bèèdelle (Geulle) aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)] III-3-1
bederven, gezegd van pekel kapotgaan: (de pekel) gęjt kapǫt (Geulle) De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.] II-1
bedienen bedienen: bedeene (Geulle) de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] III-3-1