e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannenkant evangeliekant: evangeliekant (Geulle) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mansarde-dak mansarde: mansardǝ (Geulle), mansarde-dak: mansart˱dāk (Geulle) Dak waarbij elk van de dakschilden twee vlakken vormt die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten. Het mansardedak werd ontworpen door de Franse architect François Mansart (1598-1666). Zie ook afb. 48c. [N 54, 170a; N 32, 43b] II-9
mantelpak mantelpakje: matlepekske (Geulle) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
maria-altaar lieve-vrouwealtaar: de leevevrouwenelter (Geulle) Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3
mariabeeld onze-lieve-vrouwebeeld: oos leefvrouwebeeld (Geulle), slevouwebeeld (Geulle) Een beeld van Maria met of zonder het kind Jezus op de arm. [N 96B (1989)] || Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
marialied marialiedje: marialeedsje (Geulle) Een Marialied. [N 96B (1989)] III-3-3
mariascapulier scapulier: sjabbeleer (Geulle) Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)] III-3-3
marktkorf marktkorf: mɛrtkø̜rǝf (Geulle  [(lage ovale mand)]  ) In het algemeen een mand waarin producten, en dan met name etenswaren, naar de markt worden vervoerd. Zie ook afb. 288. [N 20, 50; N 40, 112; monogr.] II-12
marktkraam kraam: kraom (Geulle) een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)] III-3-1
marktplein markt: mèrt (Geulle) het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)] III-3-1