id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33097 | nascharren, naoogsten | kemmen: kømǝ (Geulle) | De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93] I-4 |
25124 | natte sneeuw | watersneeuw: smeltende sneeuw watersjnieë (Geulle) | verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4 |
33706 | natuurlijke waterloop | beek: bēk (Geulle) | Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8 |
25012 | nauw, eng | eng: èng (Geulle), smal: sjmaal (Geulle) | klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] III-4-4 |
18909 | nauwgezet; nauwgezet persoon | precies: precies (Geulle), secuur: secuur (Geulle) | met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17766 | navel | navel: navel (Geulle, ... ) | navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1 |
20282 | navelbandje | navelbandje: navelbendsje (Geulle) | navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2 |
34419 | necrobacillosis, rotkreupel | rotstraal: rotstrǭl (Geulle) | Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.] I-12 |
20361 | neef | neef: nēͅf (Geulle, ... ) | neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2 |
24347 | neet, luizenei | neet: neet (Geulle) | neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2 |