28261 |
nummeren |
nommeren:
nomǝrǝ (Q018p Geulle)
|
De treden en de daarmee overeenkomende nesten in de spil een nummer geven om de constructie gemakkelijk in elkaar te kunnen zetten. [N 55, 98]
II-9
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
ongereef (Q018p Geulle)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mörrege (Q018p Geulle)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24947 |
oever |
kant:
de kant (Q018p Geulle),
kant (Q018p Geulle),
oever:
den oever (Q018p Geulle),
overe (Q018p Geulle)
|
oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (Q018p Geulle)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (Q018p Geulle),
offerstok:
offerstok (Q018p Geulle)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblik:
augeblik (Q018p Geulle),
ogenblikje:
ougenblikske (Q018p Geulle),
tijdje:
tiedsje (Q018p Geulle)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
oksaol (Q018p Geulle)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20547 |
olie |
olie:
olie (Q018p Geulle)
|
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17916 |
omarmen |
snappen:
sjnappe (Q018p Geulle),
vastsnappen:
vassjnappe (Q018p Geulle)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|