24293 |
paling, aal |
aal:
eéèl (Q018p Geulle),
geen verschil
eeēl (Q018p Geulle)
|
aal, paling [DC 10 (1941)]
III-4-2
|
30283 |
paneel |
paneel:
panēl (Q018p Geulle)
|
Bij een deur het houten vlak dat door stijlen en regels wordt omlijst. [N 55, 26f; monogr.]
II-9
|
30278 |
paneeldeur |
paneeldeur:
pānēldø̄r (Q018p Geulle)
|
Deur, bestaande uit vier buitenregels, eventueel verbonden door één of twee tussenregels, die in de dagzijden van een groef zijn voorzien waarin één, eventueel twee of drie panelen passen. De buitenregels hebben alle de volle deurdikte, terwijl de panelen slechts enkele millimeters dik zijn. Van een deur die twee of drie tussenregels heeft, wordt de bovenste of worden de beide bovenste openingen tussen de regels dikwijls gevuld door een glazen paneel. Zie ook afb. 55. [N 55, 25a-b; N 55, 26a; monogr.]
II-9
|
30223 |
panlatten |
panlatten:
panlatǝ (Q018p Geulle)
|
De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.]
II-9
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
schoeren (Q018p Geulle)
|
metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoffels (Q018p Geulle)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20057 |
pantoffeltje |
pantoffeltje:
pantuffelke (Q018p Geulle)
|
Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20558 |
pap |
pap:
pap (Q018p Geulle)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
perrepluu (Q018p Geulle)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
parelen:
parele (Q018p Geulle)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|