id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
28656 | pershoning | pershoning: pęǝshōneŋ (Geulle) | Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6 |
22556 | pesten (kaartspel) | pesten: peste (Geulle) | Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2 |
19139 | pesterij | plaag: plaog (Geulle), temptatie: temtaasje (Geulle) | het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18281 | pet: algemeen | pats: patch (Geulle), patsj (Geulle) | Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3 |
24927 | petroleum | ptrole (fr.): petrol (Geulle, ... ) | petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)] III-4-4 |
19547 | petroleumlamp | quinquet: kenkee (Geulle) | lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
20059 | petunia | petunia: petunia (Geulle, ... ) | [N 92 (1982)]Petunia (petunia hybrida). Paarse, blauwe, rode, witte of gestreepte bloemen, ze worden als sierplanten gekweekt. De bloemkroon is groot, trechtervormig. Het zijn behaarde kruiden, kleverig op het gevoel door de talrijke klierharen (petunia, petertunneke, [N 92 (1982)] I-7, III-2-1 |
21063 | peul | peul: paole (Geulle) | de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] III-2-3 |
33508 | peul, dop (znw) | peul: paole (Geulle) | [N Q (1966)] I-7 |
33522 | peulen, doppen (ww.) | peulen: paoelen (Geulle) | [N Q (1966)] I-7 |