33911 |
straalkanker |
straalkanker:
strǭlkaŋkǝr (Q018p Geulle)
|
Straal- of hoefkanker is een kwaadaardige woekering in de hoorn van de straal of zoolhoefwand. Deze wordt week en rot en er ontstaan rode, licht bloedende tepeltjes of wratten, die een roodachtig, stinkend vocht afgeven. Uiteindelijk raakt de hele hoefschoen ondermijnd. Kanker komt bij een paard voornamelijk in de hoef voor. De ziekte is ongeneeslijk. Vgl. het lemma ''rotstraal'' (7.19). Zie afbeelding 23. [A 48A, 19; N 52, 32d en 90l]
I-9
|
21249 |
straat |
straat:
straot (Q018p Geulle)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
19538 |
straatbezem |
straatbezem:
Zie tekening: 3 (rechts)
straotbessem (Q018p Geulle)
|
bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21213 |
straatgoot |
beek:
bèèk (Q018p Geulle)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29830 |
strek |
strek:
strek (Q018p Geulle)
|
De lange smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17b; N 98, 173; monogr.]
II-8
|
30141 |
strekkenlaag |
streklaag:
streklǭx (Q018p Geulle)
|
Laag in lengterichting liggende bakstenen. Zie ook het lemma 'Strek' in wld ii.8, pag. 75 en afb. 41. [N 31, 23a; monogr.]
II-9
|
34263 |
stremsel |
stremsel:
stręmsǝl (Q018p Geulle)
|
Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II]
I-11
|
18776 |
streng |
streng:
sjtram (Q018p Geulle),
sjtreng (Q018p Geulle)
|
niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29140 |
strengen |
klinken:
klɛŋkǝ (Q018p Geulle)
|
Aanvulling van het lemma strengen in wld I.10: kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. [N 17, 26; N 5A II, 59c; monogr.]
I-13
|
25599 |
strepen maken op het deegbrood |
tekenen:
tęjkǝnǝ (Q018p Geulle)
|
Met een mes of iets dergelijks strepen trekken op het deegbrood. Zie afb. 21. [N 29, 43; monogr.]
II-1
|