31971 |
timmermansduimstok |
dobbele meter:
dǫbǝlǝ mē̜tǝr (Q018p Geulle)
|
De opvouwbare maatstok waarvan de delen ieder twintig of vijfentwintig cm lang zijn. De timmermansduimstok heeft dezelfde vorm als de gewone duimstok, maar is twee meter lang. [N 53, 184b]
II-12
|
31746 |
timmermansgereedschap |
geschier:
gǝšīǝr (Q018p Geulle),
getuig:
gǝtȳx (Q018p Geulle)
|
Verzamelnaam voor alle werktuigen en gereedschappen die door de timmerman worden gebruikt bij het bewerken van het hout. [N 55, 179a; monogr.]
II-12
|
31950 |
timmermanshamer |
timmerhamer:
tømǝrhāmǝr (Q018p Geulle)
|
De gewone, lichte hamer met een ijzeren kop die uitloopt in een pin. Met de hamerpin worden kleine spijkers in het hout geslagen tot ze voldoende houvast hebben. Daarna slaat men verder met de hamerbaan. Zie ook afb. 86. [N 53, 126a]
II-12
|
31968 |
timmermanspotlood |
timmermanspotlood:
tømǝrmanspǫtlǫwt (Q018p Geulle)
|
Fors potlood met ovale doorsnede en brede, platte stift, dat door timmerlui wordt gebruikt om maten af te schrijven. Zie ook afb. 97. [N 53, 182a; monogr.]
II-12
|
31739 |
timmermansvak |
schrijnenwerkersvak:
šrīnǝwerkǝrs˲vak (Q018p Geulle),
timmermansvak:
tømǝrmans˲vak (Q018p Geulle)
|
Het vak, de stiel van timmerman. [N 55, 171a-b]
II-12
|
30193 |
timmerwerk |
het aftimmeren:
hǝt˱ āftømǝrǝ (Q018p Geulle)
|
Het te timmeren houtwerk in een huis in zijn geheel. Tot het timmerwerk behoort onder meer het construeren van de kap, het plaatsen van kozijnen, ramen en deuren, het vervaardigen en plaatsen van trappen en het vervaardigen van de balk- en vloerlagen. [N 55, 181a]
II-9
|
25228 |
tocht, zuiging van lucht |
trek:
trèk (Q018p Geulle),
trék (Q018p Geulle)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
bokkig:
bø̜kex (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle),
spelig:
spēlex (Q018p Geulle),
špēlex (Q018p Geulle)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
30253 |
tochtsponning |
sponning met een noot:
spǫneŋ mɛt˱ ǝn nōt (Q018p Geulle)
|
Extra sponning in de kozijnstijl om tochten te voorkomen. [N 55, 12a]
II-9
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
entree (Q018p Geulle)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)]
III-3-1
|