e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweespeen tweespeen: twīspēn (Geulle) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
tweesteense muur tweesteense muur: twijstęjns [muur] (Geulle) Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.] II-9
tweevleugelraam dobbelvleugel: dǫbǝlvlø̄gǝl (Geulle), tweelichten: twiǝlēxtǝ (Geulle) Raam met twee draaiende delen die naast elkaar in de raamopening passen. De twee vleugels zijn daarbij gelijk van afmeting. [N 55, 56] II-9
twijg, jonge tak twijg: twieg (Geulle) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] III-4-3
twijnen twijnen: twē̜nǝ (Geulle) Twee of meer enkel gesponnen draden tot één garen ineendraaien. Dit deed men om het uitrafelen te voorkomen en sterk garen te krijgen. [N 34, D add.; N 48, 77b; Gi 1.IV, 39] II-7
ui, ajuin un: mv. unnen  un (Geulle, ... ), mv. unnn  un (Geulle), unne: unne (Geulle) [DC 13 (1945)] I-7
uieren bijkomen: bęi̯kōmǝ (Geulle) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier kwartier: kǝtēr (Geulle) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uitblinken uitblinken: oetblinke (Geulle) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander berisping: berisping (Geulle) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] III-1-4