e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe bosbes aarbel: -  aorbel (Geulle, ... ), aorbelen (Geulle, ... ) blauwe bosbes [DC 13 (1945)] III-4-3
blazen blazen: blaoze (Geulle) Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-2-1
bleek bleek: bleik (Geulle) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
blijven hangen, blijven plakken plakken: plekke (Geulle) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blieve (Geulle), wachten: wagte (Geulle) ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Geulle, ... ) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
blind spijkeren blind vernagelen: blęjnt ˲vǝrnē̜gǝlǝ (Geulle) Zo spijkeren dat de nagels onzichtbaar blijven. Bij houten vloerdelen met messing en groef wordt de nagel daartoe in de messing geslagen. De groef van het volgende vloerdeel dekt de nagel vervolgens af. [N 54, 140] II-9
blindemannetje spelen blindemannetje: blindemenneke sjpele (Geulle) Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)] III-3-2
blinken, glimmen, glanzen blinken: blinke (Geulle), glanzen: glanze (Geulle) een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloed roeren (het) bloed kloppen: blōtklopǝ (Geulle) Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.] II-1