e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitnodigen noden: nwejje (Geulle) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitschelden uitschelden: oetsjelle (Geulle) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] III-3-1
uitslaan uitslaan: ūtslǫan (Geulle) Vóór het maken van een trap een plattegrond ervan op ware grootte tekenen, bijvoorbeeld op een schot of op de vloer. Met uitzondering van de rechte steektrap wordt voor iedere trap altijd een plattegrond getekend. [N 55, 95a] II-9
uitsluitsel uitsluitsel: oetsjluutsel (Geulle) een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)] III-3-1
uitstalling van het allerheiligste uitstelling: Oetstélling (Geulle) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3
uitstellen uitstellen: oetsjtelle (Geulle) iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)] III-1-4
uitvlucht smoesje: sjmoesje (Geulle), uitvlucht: oetvlög (Geulle) wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)] III-1-4
uitwerpselen van het paard paardsstront: pęsštrǫnt (Geulle) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien koeflater: kōflātǝr (Geulle), koestront: kōstront (Geulle) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitzagen decouperen: dēkupērǝ (Geulle), uitzegen: ūt˲zē̜gǝ (Geulle) Gedeelten uit het hout wegzagen om er zo versieringen in aan te brengen. Het aanzagen wordt meestal met behulp van een decoupeerzaag gedaan. Zie ook dat lemma. [N 53, 23a] II-12