id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21412 | verhaal | vertelsel: vertelsel (Geulle) | verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)] III-3-1 |
20533 | verhitten | warmen: werme (Geulle) | verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)] III-2-3 |
21726 | verhoren | ondervragen: òngervraoge (Geulle), verhoren: verhujèrre (Geulle) | iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21399 | verkeren | vrijen: vriejje (Geulle) | verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] III-3-1 |
20367 | verkering hebben | vrijen: vriejje (Geulle, ... ) | verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] III-2-2 |
18001 | verkillen | killen: kelle (Geulle) | Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
18074 | verkouden | verkoud: verkout (zin) (Geulle), versnopt: versjnop (Geulle) | Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] III-1-2 |
21685 | verkwanselen | verfoetelen: verfoetele (Geulle) | Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
21281 | verkwisten | verkwisten: verkwiste (Geulle), verspillen: versjpille (Geulle) | op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] III-3-1 |
18850 | verlegen (zijn) | bleu: blue zin (Geulle), verlegen: verlège zin (Geulle) | niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)] III-1-4 |