19304 |
vertrouwen |
vertrouwen:
vertroewwe (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
remplesant (Q018p Geulle)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18928 |
vervelend werk |
geneuk:
geneuks (Q018p Geulle),
klotewerk:
klwatte werk (Q018p Geulle)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18820 |
verveling |
verveling:
vervèling (Q018p Geulle)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28523 |
vervliegen |
vervliegen:
vǝrvlēgǝ (Q018p Geulle)
|
In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b]
II-6
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kèèrtsje (Q018p Geulle)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19270 |
verwaarlozen |
verwaarlozen:
verwaarlooze (Q018p Geulle)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
verwachting:
verwachting (Q018p Geulle)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20171 |
verwantschap |
familie zijn:
femilie zin (Q018p Geulle)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24497 |
verwelken |
verslakken:
versjlakke (Q018p Geulle)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|