id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34215 | vetweiden | vetweiden: vɛtwɛi̯ǝ (Geulle) | Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b] I-11 |
33756 | veulen | veulen: vø̄lǝ (Geulle) | Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9 |
20574 | vieruursboterham | koffiedrinken, het -: middag koffie drinke (Geulle) | maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3 |
31874 | viervlakmachine | vierzijdige schaaf: vērzīǝgǝ šāf (Geulle) | Schaafmachine waarmee het hout aan vier zijden tegelijkertijd geschaafd kan worden. Elk van de vier zijden van deze machine kan worden uitgeschakeld, om bepaalde kanten van het hout onbewerkt te laten (Quickenborne, pag. 109). Zie ook afb. 55. [N 53, 85d] II-12 |
20894 | vijg | vijg: vieg (Geulle) | De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] III-2-3 |
24961 | vijver | poel: natuurlijk. pool (Geulle), vijver: viever (Geulle), wijert: wiejert (Geulle), gegraven. wiert (Geulle) | klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] III-4-4 |
30805 | vilsnee | vilsnit: vɛlsnę̄t (Geulle) | Een fout in het leer, ontstaan als men bij het villen in de huid sneed. [N 60, 7a; N 37, 7] II-10 |
24386 | vin | vin: vin (Geulle), vèn (Geulle) | Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] III-4-2 |
17768 | vinger | vinger: vinger (Geulle, ... ) | vinger [DC 01 (1931)] III-1-1 |
24748 | vingerhoedskruid | vingerhoed: vingerhoot (Geulle) | Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)] III-4-3 |