25877 |
vuurhaard |
vuur:
vȳr (Q018p Geulle)
|
Het gedeelte van de stookplaats waar het vuur brandt. [N 57, 8b]
II-2
|
19543 |
vuurslag |
vuurslag:
vuurslaag (Q018p Geulle)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19544 |
vuursteen |
vuursteen:
vuurstein (Q018p Geulle)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30004 |
vuurvaste mortel |
chamotte:
šamǫtǝ (Q018p Geulle)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
25508 |
vuurvaste tegels |
plavuizen:
plavȳzǝn (Q018p Geulle)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
25125 |
waaienx |
winden:
weinje (Q018p Geulle)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20126 |
waaks |
waaks:
waaks (Q018p Geulle)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21617 |
waarde van 30 stuiver |
daalder:
’nnen daalder (Q018p Geulle)
|
waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18860 |
waarderen |
waarderen:
waardeere (Q018p Geulle)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
waarschuwen:
waarsjuuwur (Q018p Geulle)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|