25674 |
wanmolen |
wanmolen:
wanmø̄lǝ (Q018p Geulle)
|
De wanmolen is een toestel waarbij wind wordt verwekt door schoepen of vleugels die door middel van een draaiijzer in beweging worden gebracht. Die wind blaast tegen een schuingeplaatst rooster, waarboven een trechter is geplaatst. Door deze trechter loopt het nog met kaf en graanafval vermengde graan langzaam op het rooster. Door de wind waait het afval weg; het graan glijdt naar beneden, komt dan, tenminste bij rogge en tarwe, nogmaals op een daaronder geplaatst rooster, waarover nogmaals wind waait en komt tenslotte terecht in een vat waarmee de maat werd bepaald (zie de aflevering over de molenaarsterminologie, WLD II,3), of, bij latere uitvoeringen, via een schuif in zakken. Wanneer het type kafmolen naast het type wanmolen in één plaats voorkomt, dan duidt het eerste doorgaans de ouderwetse wanmolen zonder zandzeef aan.Vanwege het helse kabaal dat de wanmolen maakte, werd deze wel duivel of duivelmolen genoemd. In L 320a merkt de zegsman dan ook op dat de ruimte waarin de wanmolen draait wel de hel wordt genoemd. Zie afbeelding 14. [N 14, 40a, 40b en 40c; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 49; R 3, 64]
I-4
|
21743 |
wapen |
wapen:
waope (Q018p Geulle)
|
een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21741 |
wapenschild |
schild:
sjild (Q018p Geulle)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28466 |
warbouw |
dwarswerk:
dwarswerk (Q018p Geulle)
|
Onregelmatige bouw van de raten. Men spreekt van warbouw als er van een evenwijdig verloop der raten geen sprake meer is. Door de invoer van de kunstraat zijn de raten strikt rechthoekig. Kunstraat heeft dan ook als functie warbouw te voorkomen. [N 63, 17c; N 63, 17a; N 63, 17d]
II-6
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm waer (Q018p Geulle),
wèrrem (Q018p Geulle)
|
warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
28464 |
warme bouw |
warme bouw:
wɛrmǝ bu (Q018p Geulle)
|
Manier van raten bouwen waarbij de raten met de brede kant naar het vlieggat gekeerd zijn of anders gezegd daarmee evenwijdig lopen. De ramen staan warm of koud ten opzichte van het vlieggat. De term warme bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17a]
II-6
|
28633 |
warmlopen |
warmlopen:
wɛrmlawpǝ (Q018p Geulle)
|
Bijensterfte als gevolg van koolzuurvergiftiging. Tijdens het transport zitten de bijen opgesloten in korf of kast. Deze opsluiting en het schokken tijdens het rijden worden door de bijen als onaangenaam ervaren. Hun energie kunnen ze dan opkroppen en deze energie wordt omgezet in warmte. Kan deze niet weg, dan stijgt de temperatuur in de woning boven de normale. Men zegt dan: "de bijen lopen warm". Hierdoor kunnen de raten hun sterkte verliezen en kan het gebeuren dat men bij aankomst gesmolten was, dode bijen, dood broed en vervuilde honing op de bodemplank vindt. De imker moet ervoor zorgen dat er tijdens het reizen genoeg verse lucht in korf of kast kan komen. [N 63, 106]
II-6
|
19714 |
wasbord |
wasbord:
wesjbort (Q018p Geulle)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
23597 |
wasdraad |
spintlicht:
spéntleech (Q018p Geulle)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32545 |
wasmand |
wasmandel:
wɛšmaŋǝl (Q018p Geulle)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|