e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
welbespraakt brutaal persoon grote muil: ⁄n grwatte moel (Geulle) iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] III-3-1
welbespraakt zijn goed bespraakt zijn: good besjpreuk (Geulle) welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
wellat wellat: wɛllat (Geulle) Houten lat die onder de wel van de trede wordt gespijkerd als steun voor de stootborden. Zie ook afb. 68. [N 55, 104c] II-9
welstuk weltrede: wɛltrē̜ǝ (Geulle) De smalle, bovenste trede van een trap waarvan de bovenkant gelijk ligt met de bovenkant van de vloer. [N 55, 110] II-9
wener lijm wener pap: wīnǝr pap (Geulle) Een nieuwe, betere soort lijm, die omstreeks 1910 zijn intrede deed. Ingredi√´nten kunnen zijn: hars en lijnzaad (L 267) en zaadmeel (Q 121c). [N 60, 164a; N 60, 92a] II-10
wener lijm [wld ii.10, p. 22] wener pap: Om zwère open te pappe.  wienerpap (Geulle) Hoe noemt u in het algemeen het plaksel dat men vroeger gebruikte? (pap, plaksel?) [N 60 (1973)] III-1-3
wenkbrauw oogsbrauw: ausbrao (Geulle), wenkbrauw: wenkbrao (Geulle) wenkbrauw [DC 01 (1931)] III-1-1
wenteltrap wenteltrap: wɛntǝltrap (Geulle) Trap die zich spiraalsgewijs naar boven windt om een massieve spil of om een denkbeeldige spil, het schalmgat. Zie ook afb. 69h. [N 55, 132] II-9
werk (zn) werk: werk (Geulle) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1
werkbank schaafbank: šāf˱baŋk (Geulle) In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.] II-12