e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zedelijk slecht meisje del: del (Geulle), sloerie: sjloerie (Geulle) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zedenpreek sermoen (<fr.): sermoin (Geulle) Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)] III-3-3
zedig zedig: zeedig (Geulle) zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)] III-1-4
zeef zeef: zeef (Geulle) zeef in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1
zeef van paardenhaar perszij: pęǝszi (Geulle) Een ronde zeef vervaardigd van paardenhaar. [N 57, 20c] II-2
zeelt zeelt: zilt (Geulle) Hoe noemt u de zeelt: het lichaam is gedrongen, een beetje zijdelings samengedrukt. De huid is dik en slijmerig met kleine verborgen schubben, de bek is klein met vlezige lippen en heeft voeldraad in iedere mondhoek. De rugvin is hoog en evenals andere vi [N 83 (1981)] III-4-2
zeer blij blij: blie (Geulle) zeer blij [frut] [N 85 (1981)] III-1-4
zeer warm weer heet (weer): heit (Geulle), heit waer (Geulle), hits: hits (Geulle), hitsig weer: hitsig waer (Geulle) sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zegel zegel: zēgǝl (Geulle) Wasdeksel bij broed en honing. [N 63, 23b] II-6
zegen aan het eind van de mis de zegen geven: de zaege gaeve (Geulle) De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)] III-3-3