23734 |
afraffelen |
aframmelen:
aaframmele (Q018p Geulle)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33733 |
afrastering van wei |
afrastering:
āfrastǝreŋ (Q018p Geulle),
spanjard:
spanjart (Q018p Geulle)
|
Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.]
I-8
|
31123 |
afrekenen bij het afleveren |
gaan afrekenen:
gǭn āfrę̄kǝnǝ (Q018p Geulle)
|
Het op de winkel afleveren van het schoenwerk en het in ontvangst nemen van het loon. [N 60, 222a]
II-10
|
19872 |
afrikaantje |
afrikaantje:
afrikeèntsje (Q018p Geulle)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21158 |
afrit |
afrit:
aafrit (Q018p Geulle)
|
een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25364 |
afschamper |
schampschot:
šampšø̄t (Q018p Geulle)
|
De kogel die niet helemaal in de kop door-dringt, of het schot dat niet lukt. [N 28, 8; monogr.]
II-1
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afscheuren:
aafsjeure (Q018p Geulle)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31970 |
afschrijflat |
meetlat:
mētlat (Q018p Geulle),
ril:
rīl (Q018p Geulle)
|
Een zuiver vlak en recht geschaafde lat, soms voorzien van een maatindeling, waarlangs men een rechte lijn kan trekken en waarmee men kan controleren of iets recht is. Zie voor het door invullers uit Geulle (Q 18) en Mechelen (Q 204a) opgegeven woordtype ril ook DL, pag. 571 s.v. ɛr√ªleɛ en RhWb (VII), kol. 428 s.v. ɛRilleɛ.' [N 53, 185a; N 53, 185c; monogr.]
II-12
|
30385 |
afschrijfmal |
mal:
mal (Q018p Geulle)
|
Dun plankje waarmee men op de trapbomen van een rechte trap of steektrap de hoogte en breedte van de treden aftekent. Het bestaat uit een plankje dat aan de onderzijde de afmeting heeft van de aantrede plus de wel plus het voorhout. De hoogte van de mal is gelijk aan de optrede van de trap. Aan de mal is een geleidelatje bevestigd zodat het geheel langs de bovenkant van de boom kan worden bewogen. [N 55, 94b]
II-9
|
31969 |
afschrijfpunt |
priem:
prim (Q018p Geulle),
zuil:
zȳl (Q018p Geulle)
|
Stalen stift met punt, soms met houten handvat, die wordt gebruikt om op het hout bewerkingslijnen af te schrijven. Zie ook afb. 98. [N 53, 183a]
II-12
|