20391 |
echtgenote |
vrouw:
vrouw (Q018p Geulle)
|
de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18101 |
eczeem |
eczeem:
ekzeem (Q018p Geulle)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
enkheunche (Q018p Geulle)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
18942 |
een aanmerking maken |
verwijt maken:
verwiet maake (Q018p Geulle)
|
iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
aaflaot verdeene (Q018p Geulle)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22483 |
een april |
een april:
ein april (Q018p Geulle)
|
De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28512 |
een baard maken |
baard maken:
bārt mākǝ (Q018p Geulle)
|
Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a]
II-6
|
31915 |
een beitel slijpen |
slijpen:
slīpǝ (Q018p Geulle)
|
De beitelsnede scherp maken met behulp van de slijpsteen. [N 53, 48a; N 53, 110; monogr.]
II-12
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
loestere (Q018p Geulle)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22484 |
een cadeau geven |
geven:
gève (Q018p Geulle)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|