20525 |
flensje |
pannenkoekje:
pannekeukske (Q018p Geulle)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
flets:
flets (Q018p Geulle),
pips:
pips (Q018p Geulle)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18912 |
flink; flinke persoon |
flink:
flink (Q018p Geulle),
van wanten weten:
van wante weite (Q018p Geulle)
|
geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21345 |
fluisteren |
piezewieten:
pissjewitten (Q018p Geulle)
|
fluisteren [DC 16 (1948)]
III-3-1
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fonkelle (Q018p Geulle)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
fooi:
fooi (Q018p Geulle)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34119 |
forsgebouwde koe |
zware koe:
zwǭr kō (Q018p Geulle)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboas (Q018p Geulle),
framboizen (Q018p Geulle),
mv: -ze
framboaze (Q018p Geulle)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
31875 |
freesmachine |
frees:
frēs (Q018p Geulle)
|
Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.]
II-12
|
31877 |
frezer |
frezer:
frēsǝr (Q018p Geulle)
|
De man die de freesmachnie bedient. [N 53, 175c]
II-12
|