e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214a plaats=Geysteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuin hof: hōf (Geysteren) tuin III-2-1
tuinbonen wollebonen: wulleboeën (Geysteren), wollewoepen: wullewoepe (Geysteren) tuinbonen || tuinboon I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  buəmkwekər (Geysteren) [RND 10] I-7
tuinmuur tuin: tȳn (Geysteren) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
turf kluiten: klytǝ (Geysteren) Met de benaming ''turf'' duidt men doorgaans een brok veen aan van een bepaalde vorm en grootte dat men door steken uit hoogveen of door baggeren uit laagveen verkrijgt. Verschillende bewerkingen worden op dat brok veen toegepast voordat het als brandstof kan dienen. Soms bedoelt men met ''turf'' veengrond of veen in het algemeen. [I, 1; monogr.] II-4
turfspa turfschup: tø̜rfsxøp (Geysteren) Afhankelijk van de plaats de gebruikelijke schop om turf te steken. In het algemeen een schop met een blad zo breed als een turf breed is en lang als een turf lang is of kan zijn. [N 18, 17; I, 55; monogr.] II-4
tweeling tweeling: twelling (Geysteren) tweeling III-2-2
tweesteense muur tweesteense: twiǝstɛns (Geysteren) Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.] II-9
twijg, jonge tak wis: wis (Geysteren) twijg III-4-3
ui, ajuin look: loeëk (Geysteren), looek (Geysteren), lookhoofdje: loeëkhötje (Geysteren, ... ) [DC 13 (1945)]ui I-7