34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspǭrǝ (L214a Geysteren)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
24493 |
sporkehout |
duivelskral:
duvelskralle (L214a Geysteren),
peggenhout:
peggenholt (L214a Geysteren)
|
vuilbomenhout || vuilboom
III-4-3
|
19707 |
sport van een stoel |
sproot:
sprōt (L214a Geysteren)
|
sport van een stoel
III-2-1
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
spraon (L214a Geysteren),
sprāōn (L214a Geysteren)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
praten:
praotte (L214a Geysteren),
prŏten (L214a Geysteren)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprinkhaan (L214a Geysteren),
sprīnkhaan (L214a Geysteren)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sprütte (L214a Geysteren),
spruitje:
sprütje (L214a Geysteren)
|
spruitkool (coll.) || spruitkool, een spruitje
I-7
|
26423 |
staakijzer van de watermolen |
staakijzer:
staakijzer (L214a Geysteren
[(van ijzer)]
)
|
Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14]
II-3
|
17819 |
staan |
staan:
staon (L214a Geysteren)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
koeienstaart:
kuwǝstart (L214a Geysteren),
staart:
start (L214a Geysteren, ...
L214a Geysteren,
L214a Geysteren,
L214a Geysteren),
stubstaart:
stoebstárt (L214a Geysteren),
zwans:
zwāns (L214a Geysteren)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)] || staartstompje || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|