20519 |
stokvis |
stokvis:
stoͅk˃ves (L214a Geysteren)
|
stokvis
III-2-3
|
19830 |
stomen |
zwademen:
de moeër zwaait: de waterketel stoomt de laamp zwaait: de (petroleum)lamp rookt, geeft roet af
zwāi̯ə (L214a Geysteren)
|
stomen
III-2-1
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
stō̞f (L214a Geysteren)
|
voetstoof
III-2-1
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
zuurvlees:
zūrvleͅi̯s (L214a Geysteren)
|
gemarineerd rundvlees
III-2-3
|
29784 |
stookpotten |
stookgatter:
stōk˲gatǝr (L214a Geysteren)
|
Ronde gaten in het gewelf boven de kamers, afgesloten door ijzeren deksels, waardoor de brandstof toegevoerd wordt. In Q 83 werden de kolen door het kijkgat in de oven geschept. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛkijkgatɛ.' [N 98, 136; N 98, 137; monogr.]
II-8
|
33062 |
stoppeleinde van de schoof |
kont:
kōnt (L214a Geysteren)
|
De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32698 |
stoppelland ploegen |
stoppelbouwen:
stǫpǝl[bouwen] (L214a Geysteren)
|
Na de oogst van een graangewas werkt men het stoppelland oppervlakkig om in voren van 5 ä 10 cm diep. De wortels van de graanplanten worden daarbij losgeploegd en een weinig omgekeerd, zodat ze kunnen uitdrogen, om daarna te worden afgeëgd. Vroeger bewerkte men een stoppelakker met een enkele (eenscharige) ploeg met een "wijd" gezet riester, maar zonder voorschaar en kouter. Later verrichtte men dit werk met een meerscharige ploeg, met de cultivator of met de schijveneg. Van de opgesomde termen zijn er sommige toepasselijk op ondiep ploegen in het algemeen of op een bepaalde methode van ondiep ploegen. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men de lemmata ploegen, ondiep, ondiep ploegen en braakland bewerken. [N 11, 43; N 11A, 109b; JG 1c + 2c; JG 1b add.; A 27, 24b, add.; Lu 5, 24b add.; monogr.]
I-1
|
33103 |
stoppels |
stoppels:
stǫpǝls (L214a Geysteren)
|
De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.]
I-4
|
25173 |
stormx |
noodweer:
noeëdwèèr (L214a Geysteren)
|
noodweer, storm
III-4-4
|
21249 |
straat |
straat:
straot (L214a Geysteren)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|