20659 |
draad |
bast:
mv. ertebaest
bāst (L214a Geysteren)
|
vliezen van de erwt, die loslaten bij het koken
III-2-3
|
17856 |
draaien |
draaien:
drejen (L214a Geysteren)
|
draaien [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
33727 |
draaihek |
haspel:
hāspǝl (L214a Geysteren)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
17806 |
dragen |
dragen:
dragen (L214a Geysteren)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20500 |
drank |
drank:
drāŋk (L214a Geysteren),
zatsel:
zatsəl (L214a Geysteren)
|
drank || hoeveelheid drank om dronken te worden
III-2-3
|
18877 |
drenzen |
blren:
blère (L214a Geysteren),
grijnen:
cf. Vd s.v. "grijnen"zie ook grienen
grene (L214a Geysteren),
jengelen:
jengelen (L214a Geysteren),
neulen:
neulen (L214a Geysteren)
|
drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || drenzerig huilen || zeurig huilen
III-1-4
|
24498 |
driekleurig viooltje |
viool:
vioeël (L214a Geysteren)
|
viooltje, bloem
III-4-3
|
33662 |
dries |
dries:
dris (L214a Geysteren)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
18866 |
driftig |
giftig:
giftig (L214a Geysteren)
|
driftig, boos
III-1-4
|
19575 |
drinkbeker |
drinkbeker:
drēŋk˂bēͅkər (L214a Geysteren),
pintje:
pēntjə (L214a Geysteren)
|
blikken drinkbeker || drinkbeker
III-2-1
|