e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1782
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eglichter eghaak: ęxhǭk (Geysteren) Een houten stok, met twee touwen (of een touw) verbonden met de eg, ofwel een stok of staaf met een haak van onderen en een handgreep van boven, om deeg op te lichten tijdens het eggen. Zie de afb. 67 en 68. [JG 1a + 1b + 2c; N 11, 73a + b + c; N 11A, 165a + b; div.; monogr.] I-2
egtanden pinnen: (sg pen)  pen (Geysteren) Oude houten eggen hadden houten tanden. Ze waren schuin in het raam aangebracht, meestal in de hoofdbalken. Bij de driehoekige eg wezen ze in de richting van het verbindingspunt van de beide hoofdbalken. Bij een vierhoekige eg stonden de tanden naar één van de hoeken gericht. Een houten eg die als onkruideg gebruikt werd, was vaak van ijzeren tanden voorzien. Een ijzeren eg heeft steeds ijzeren tanden. In dit lemma zijn achter de (meervoudige) varianten of achter de plaatsnummers ook opgaven in de enkelvoudsvorm vermeld. [JG 1a + 1b; N 11, 68; N 11A, 155d + e; monogr.] I-2
ei zonder schaal schierei: sxiǝręi̯ (Geysteren), windei: wīndęi̯ (Geysteren) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eierdopje eierdopje: eͅi̯ərdøͅpkə (Geysteren) eierdopje III-2-1
eik eikenboom: ekenbooiem (Geysteren), ɛi̯kənbuəm (Geysteren) eik [DC 04 (1936)], [RND] III-4-3
eikel eikel: èkels (Geysteren, ... ), ɛi̯kəls (Geysteren) eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)] III-4-3
eikentak talhout: de schil is als run gebruikt  talhōlt (Geysteren) eikentakken zonder schors III-4-3
ekster ekster: ekster (Geysteren) Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
els els: ēls (Geysteren) els, loofboom III-4-3
engerling, larve van de meikever engerling: engerling (Geysteren, ... ) engerling, meikeverlarve [DC 18 (1950)] || larve vd meikever [DC 18 (1950)] III-4-2