32790 |
eglichter |
eghaak:
ęxhǭk (L214a Geysteren)
|
Een houten stok, met twee touwen (of een touw) verbonden met de eg, ofwel een stok of staaf met een haak van onderen en een handgreep van boven, om deeg op te lichten tijdens het eggen. Zie de afb. 67 en 68. [JG 1a + 1b + 2c; N 11, 73a + b + c; N 11A, 165a + b; div.; monogr.]
I-2
|
32773 |
egtanden |
pinnen:
(sg pen)
pen (L214a Geysteren)
|
Oude houten eggen hadden houten tanden. Ze waren schuin in het raam aangebracht, meestal in de hoofdbalken. Bij de driehoekige eg wezen ze in de richting van het verbindingspunt van de beide hoofdbalken. Bij een vierhoekige eg stonden de tanden naar één van de hoeken gericht. Een houten eg die als onkruideg gebruikt werd, was vaak van ijzeren tanden voorzien. Een ijzeren eg heeft steeds ijzeren tanden. In dit lemma zijn achter de (meervoudige) varianten of achter de plaatsnummers ook opgaven in de enkelvoudsvorm vermeld. [JG 1a + 1b; N 11, 68; N 11A, 155d + e; monogr.]
I-2
|
34536 |
ei zonder schaal |
schierei:
sxiǝręi̯ (L214a Geysteren),
windei:
wīndęi̯ (L214a Geysteren)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
19742 |
eierdopje |
eierdopje:
eͅi̯ərdøͅpkə (L214a Geysteren)
|
eierdopje
III-2-1
|
24478 |
eik |
eikenboom:
ekenbooiem (L214a Geysteren),
ɛi̯kənbuəm (L214a Geysteren)
|
eik [DC 04 (1936)], [RND]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
èkels (L214a Geysteren, ...
L214a Geysteren),
ɛi̯kəls (L214a Geysteren)
|
eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)]
III-4-3
|
24644 |
eikentak |
talhout:
de schil is als run gebruikt
talhōlt (L214a Geysteren)
|
eikentakken zonder schors
III-4-3
|
24142 |
ekster |
ekster:
ekster (L214a Geysteren)
|
Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24504 |
els |
els:
ēls (L214a Geysteren)
|
els, loofboom
III-4-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
engerling:
engerling (L214a Geysteren, ...
L214a Geysteren)
|
engerling, meikeverlarve [DC 18 (1950)] || larve vd meikever [DC 18 (1950)]
III-4-2
|