e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1782
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootx groot: gròt (Geysteren) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote hoeveelheid, hoop berg: bērg (Geysteren), berm: bērm (Geysteren), klomp: ps. boven de ó moet nog een lengteteken staan; deze combinatieletter is niet te maken!  klómp (Geysteren), macht: Ien de bèèk zÅØte (zote) visse mit de macht: in de beek zaten zeer veel vissen.  macht (Geysteren) grote hoeveelheid || hoop, ongeordende stapel || vormloze massa III-4-4
grote schoonmaak grote schoonmaak: grote schonmaak (Geysteren), schoonmaak: de schonmaak is achter de rug (Geysteren) de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] III-2-1
grote waterweegbree mierik: mierk (Geysteren) lepelbladsoort III-4-3
guur, kil en schraal weer schuiverig (weer): schuverig (Geysteren), zuur (weer): zoeër (Geysteren) guur, kil III-4-4
haag heg: hęx (Geysteren) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel hegappel: hegappel (Geysteren) haagappel, vrucht vd hagedoorn III-4-3
haagwinde pispotje: pespǫtjǝ (Geysteren), -  pispotje (Geysteren) Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3
haan haan: hān (Geysteren), haantje: hantjǝ (Geysteren) Het mannetje van de hoenderen. [N 19, 39; A 39, 3c; A 6, 1a; A 2, 30; L 7, 27; L 14, 19; L 26, 17; L 1a-m; JG 1a, 1b; Wi 13; Wi 17; Gwn 5, 15 add.; Vld.; monogr.] I-12
haar haar: heur (Geysteren), hōr (Geysteren), hö.r (Geysteren) haar [DC 01 (1931)] || haar (op het hoofd) [RND] III-1-1