| 18051 |
litteken |
litteken:
leͅtīkə (P175p Gingelom)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
| 34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
brullen:
brølǝ (P175p Gingelom)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
| 33965 |
loenje |
strengels:
strɛŋǝls (P175p Gingelom),
toomstrang:
tuǝmstraŋ (P175p Gingelom)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
| 17721 |
loeren |
loensen:
luənsə (P175p Gingelom),
lonken:
lunkə (P175p Gingelom),
luənkə (P175p Gingelom)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 23311 |
lof |
lof:
tluf (P175p Gingelom)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
| 33813 |
lomp paard |
karhengst:
kɛ̄ǝrheŋst (P175p Gingelom)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
| 31186 |
loodgieter |
loodgieter:
lūt˲gitǝr (P175p Gingelom)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
| 33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blǭrǝ (P175p Gingelom)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
| 17817 |
lopen |
lopen:
loeapen (P175p Gingelom),
loepe (P175p Gingelom),
lype (P175p Gingelom),
lūpǝ (P175p Gingelom)
|
lopen [ZND 25 (1937)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
| 22998 |
lot(je) van de loterij |
vignet:
Gg. lotje.
vinjet (P175p Gingelom)
|
Vignet.
III-3-2
|