e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mantelpak (toel.) ensemble (fr.): a͂sa͂bəl (Gingelom) ensemble: uit delen bestaand dameskostuum, dat geen mantelpak is III-1-3
markt markt: meͅrək (Gingelom) markt [RND] III-3-1
marmer marvel: mervele bield (Gingelom) marmeren beeld [ZND 21 (1936)] III-4-4
marmeren beeld beeld: mervele bield (Gingelom) Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)] III-3-2
mathaak pikhaak: pekhōk (Gingelom), pekōk (Gingelom) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
mayonaise mayonaise: màjònéés (Gingelom) mayonaise [RND] III-2-3
medaillon breloque (fr.): brəlok (Gingelom), medaille: mədɛl (Gingelom) breloque: breloque || medaille: medaille III-1-3
medelijden compassie: compassie (Gingelom) medelijden [ZND 33 (1940)] III-1-4
meel boulté: bul`tęj (Gingelom), meel: mē ̝ǝl (Gingelom) Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b] II-3
meerdelige eg [eg] met drie stukken: [eg] mɛ ̝ drɛ̄ ̝ǝ stø̜kø̜ (Gingelom), dobbele [eg]: dǫbǝl [eg] (Gingelom), eg] met twee stukken: [eg] mɛ ̝ twē̜ǝ stø̜kǝ (Gingelom) Bedoeld wordt een combinatie van twee of meer eggen van dezelfde soort en grootte, die - naast elkaar liggend en meestal onderling verbonden, met haken of korte kettingen aan een gemeenschappelijke trekbalk bevestigd zijn; zie afb. 62. Zulk een combinatie werd gewoonlijk door twee paarden getrokken. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid drie ook varianten van het type ''drij''. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men het lemma ''eg''. [N 11, 67 + 76; N 11A, 162a + b; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2