e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middag (s middags) noen: nōēn (Gingelom), s nadenoens: ⁄s noa de noens (Gingelom) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND] III-4-4
middendeel van het paard pens: pɛns (Gingelom) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dǫmbān (Gingelom) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
mijt afdekken afdekken: āf˱dękǝ (Gingelom), toemaken: tāmǭkǝ (Gingelom), wijpen: wē̜pǝ (Gingelom) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikə (Gingelom) lonken (mikken) [RND] III-3-2
mode mode: mo.ut (Gingelom) mode: mode III-1-3
moe moe: my:ə (Gingelom) moe [RND] III-1-2
moederloos lam wees: wii̯s (Gingelom) Moederloos of door de moeder verstoten lam. [N 77, 25; L 20, 22d; A 4, 22d] I-12
moedig en opgewekt nugger: nygǝr (Gingelom) Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j] I-9
moeilijk vooruitkomen sukkelen: sykələ (Gingelom) lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2