e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorworm oorbeest: fon. var. niet overgenomen  oorbeest (Gingelom) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
oot vlughaver: -  vloga:vər (Gingelom) oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)] III-4-3
op bedevaart gaan een bedeweg doen: we geoan een beeweg doen (Gingelom) We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de loop gaan ervandoor trekken: dərvandoər treəkə (Gingelom), lopen gaan: (lopen gaan)  loəpə goən (Gingelom) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
op de schouder nemen, dragen op de bot nemen: op de boͅt neͅmə (Gingelom) rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-2
op de schouder zitten op de bot zitten: op de boͅt zitte (Gingelom), Op de bot zitten.  op de boͅt sitə (Gingelom), op de rug zitten: ob dən ryk sitə (Gingelom) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-2
op de tenen lopen op zijn tenen lopen: op sən tiənə loəpə (Gingelom), trippelen: tripələ (Gingelom) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op een sukkeldrafje lopen op de draf lopen: ob dən draf (Gingelom), op een drafje lopen: oͅpə drafkə (Gingelom), op het gemakje: ǫp t ˲gǝmakskǝ (Gingelom), voetje voor voetje gaan: vytjǝ vø̜r vytjǝ gǫnj (Gingelom), vooruitdribbelen: vø͂ͅrat drybələ (Gingelom) [N 8, 81a, 81d en 83]lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)] I-9, III-1-2
op heukelingen zetten, zwelen opkrabberen: ǫpkrębǝrǝ (Gingelom), opperen: ǫpǝrǝ (Gingelom) Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.] I-3
op hol slaan lopen gaan: lō.pǝ gǭn (Gingelom) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9