e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paraplu paraplu: parapl (Gingelom) paraplu: regenscherm III-1-3
parel parel: paxrəl (Gingelom) parel: iets kostelijks III-1-3
paren van de duiven koppelen: kòpələ (Gingelom) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parfum parfum: parfo͂e͂ (Gingelom) parfum: parfum III-1-3
pasen pasen: poaschen vilt laat (Gingelom) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nøxtǝr [kalf] (Gingelom) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pasteitje vid-tje: Syst. Frings  ve̞dēͅəkə (Gingelom), vidēͅi̯kə (Gingelom) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastoor pastoor (<lat.): pastu.ər (Gingelom) pastoor [RND] III-3-3
patates frites frieten: Syst. Frings  fretə (Gingelom, ... ) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): poͅ.ətər (Gingelom) pater [RND] III-3-3