34116 |
penis van de stier |
prik:
párek (P175p Gingelom)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
33717 |
penwortel van een den |
pinwortel:
pęnwotǝl (P175p Gingelom)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
21601 |
persoon die zijn belofte niet houdt |
iemand met twee gezichten (pers.):
iemand met twee gezichten (P175p Gingelom)
|
hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18281 |
pet: algemeen |
casquette (fr.):
Oudere generatie.
kasket (P175p Gingelom),
klak:
klak (P175p Gingelom)
|
casquette: pet || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pitərsel (P175p Gingelom),
peterselie:
pētərsilə (P175p Gingelom)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schulp:
sxøͅləpə (P175p Gingelom)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
poͅulə (P175p Gingelom)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
schulperwten:
sxøͅləpeͅrtə (P175p Gingelom)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17991 |
pijn |
pijn:
pijn (P175p Gingelom),
pɛ.n (P175p Gingelom)
|
pijn [RND] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
33800 |
pijpbeen |
onderbeen:
ōŋdǝrbīn (P175p Gingelom),
pijpbeen:
pīǝpbiǝn (P175p Gingelom),
voorscheen:
vø̜ǝrsxē̜ǝn (P175p Gingelom)
|
Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|