e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
penis van de stier prik: párek (Gingelom) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
penwortel van een den pinwortel: pęnwotǝl (Gingelom) De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b] I-8
persoon die zijn belofte niet houdt iemand met twee gezichten (pers.): iemand met twee gezichten (Gingelom) hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)] III-3-1
pet: algemeen casquette (fr.): Oudere generatie.  kasket (Gingelom), klak: klak (Gingelom) casquette: pet || pet, muts, klak [RND] III-1-3
peterselie petersel: pitərsel (Gingelom), peterselie: pētərsilə (Gingelom) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] I-7
peul, dop (znw) schulp: sxøͅləpə (Gingelom) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: poͅulə (Gingelom) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulerwten schulperwten: sxøͅləpeͅrtə (Gingelom) [Goossens 1b (1960)] I-7
pijn pijn: pijn (Gingelom), pɛ.n (Gingelom) pijn [RND] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pijpbeen onderbeen: ōŋdǝrbīn (Gingelom), pijpbeen: pīǝpbiǝn (Gingelom), voorscheen: vø̜ǝrsxē̜ǝn (Gingelom) Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9