e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruggenwervel knook: knōək (Gingelom), ruggenwervel: rygəweͅrvəl (Gingelom) [N 10 (1961)] III-1-1
rugnet rugnet: ryknęt (Gingelom), sprei: sprei (Gingelom) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
rugriem rugriem: rykrim (Gingelom) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruiken rieken: rieken (Gingelom), rikə (Gingelom), riəkə (Gingelom) rieken [ZND 25 (1937)] || ruiken [N 10b (1961)] III-1-1
ruimte voor een teruggebouwde poort insprong: ęnsproŋk (Gingelom) Vóór een teruggebouwde poort in de lange gevel is een vierhoekige ruimte die aan een zijde begrensd wordt door de poort, aan twee andere zijden door de inspringende buitenmuur. De benamingen kunnen hetzelfde zijn als voor de terugwijkende dakrand boven deze ruimte (zie dat lemma, 4.2.1). [N 4A, 36] I-6
ruin ruin: rø̜̄n (Gingelom) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
runderhorzellarve made: moj (Gingelom) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderlapjes biefstuk: Syst. Frings  by(3)̄fstøk (Gingelom), byfstøk (Gingelom) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvee koebeesten: kābīǝstǝ (Gingelom) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep bouillon: Syst. Frings  buljōͅŋ (Gingelom), bū̞ljoͅu̯ŋ (Gingelom) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3