19040 |
snikken |
huilen:
(huilen)
øͅələ (P175p Gingelom),
snakken:
snakə (P175p Gingelom),
snoffen:
snufə (P175p Gingelom),
(snoffen)
snufə (P175p Gingelom)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
33996 |
snoer |
slag:
slāx (P175p Gingelom)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
18025 |
snottebel |
snotbel:
snoͅtbeͅl (P175p Gingelom),
snotsnat:
snoͅtsnat (P175p Gingelom)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17590 |
snuit |
snuit:
snat (P175p Gingelom),
snāət (P175p Gingelom),
snāt (P175p Gingelom)
|
neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
34612 |
snuit van de wagen |
snuit:
snāt (P175p Gingelom)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|
17841 |
snurken |
gronsen:
WNT: gronsen, Grommen, ontevreden knorren; ook: iets op grommenden, ontevreden toon uitbrengen.
grőnzə (P175p Gingelom),
snurken:
snørkə (P175p Gingelom),
snərkə (P175p Gingelom),
zagen:
zeəgə (P175p Gingelom)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20664 |
soep |
sop:
Syst. Frings
soͅp (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20756 |
soep van ingewanden |
afvalsoep:
Syst. Frings
af˃valsoͅp (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
Soep van ingewanden, hart, nieren e.d. (tripsoep?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
soldo.ət (P175p Gingelom)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
20724 |
soldaatjes |
croutjes:
Syst. Frings
krytšəs (P175p Gingelom),
kaantje:
Syst. Frings
køənkə (P175p Gingelom)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|