e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vorstpan nekpan: nɛkpan (Gingelom), vorstpan: vó̜span (Gingelom) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vos, vospaard voes: vuš (Gingelom) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9
vrachtwagen camion (fr.): kamijő (Gingelom) camion III-3-1
vriend kameraad: kameraote (Gingelom), vriend: vrint (Gingelom) vriend(in) [RND] || vrienden [ZND 44 (1946)] III-3-1
vroedvrouw wijzevrouw: wijze vrouw (Gingelom) Hoe noemt men de (gediplomeerde) vrouw die helpt bij de geboorte, indien er geen dokter aanwezig is? (nld. vroedvrouw) [ZND 46 (1946)] III-2-2
vroegmis eerste mis: distə mɛs (Gingelom) vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: vro.u (Gingelom), vroͅu (Gingelom) vrouw [RND], [RND] III-3-1
vrouw in het kaartspel dame: Via t Fr. - uitspr.  dam (Gingelom) Dame. III-3-2
vrouwelijk kalf vaarzenkalf: vɛ̄ǝzǝ[kalf] (Gingelom) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk lam ooitje: ōkǝ (Gingelom) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12