25113 |
bliksemen |
bliksemen:
het bliksemt (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
20686 |
blinde vink |
vogel zonder kop:
Syst. Frings
vōͅgəl zoͅndər koͅp (P175p Gingelom),
vōͅu̯gəl zoͅndər koͅp (P175p Gingelom)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17683 |
bloed |
bloed:
bluət (P175p Gingelom),
blùt (P175p Gingelom)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17684 |
bloedwei |
materie:
matérə (P175p Gingelom)
|
bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)]
III-1-1
|
20693 |
bloedworst |
bloedpens:
bloedpens (P175p Gingelom),
blūtpɛns (P175p Gingelom),
Syst. Frings
blūtpeͅns (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
echel:
eggels (mv.) (P175p Gingelom)
|
bloedzuiger [ZND 33 (1940)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
blø̄i̯ (P175p Gingelom),
bloem:
bloem (P175p Gingelom)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̜̄ǝ (P175p Gingelom),
in bloem staan:
in bloem stou (P175p Gingelom)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blu ̞m (P175p Gingelom),
blum (P175p Gingelom),
blūm (P175p Gingelom),
Syst. Frings
blūm (P175p Gingelom),
blū̞m (P175p Gingelom)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-1, II-3, III-2-3
|
33611 |
bloementuin |
bloemenhof:
bloemenhof (P175p Gingelom)
|
bloemenhof [ZND 27 (1938)]
I-7
|