e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
compost compost: kǫmpǫst (Gingelom) Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.] I-1
cornage cornard (adj., fr.): kǫnāǝr (Gingelom) Cornage of chronische dempigheid is kwaadaardiger dan dempigheid. Ze is ongeneeslijk. De doorstroming van de lucht wordt belemmerd door een vernauwing van het strottenhoofd, veroorzaakt door een verlamming van de zenuwen die de stembanden bedienen. De in- en uitademing gaat gepaard met een piepend geluid. [JG 1b; A 48A, 38b; N 8, 87 en 88; N 52, 24 en 25; monogr.] I-9
cultivateren, met de cultivator werken of bewerken schulpen: sxø̜lǝpǝ (Gingelom) De cultivator wordt gebruikt a) om hard liggend land open te trekken en het daarop groeiende onkruid los te maken en naar boven te halen; b) om na de oogst de graanstoppels los te woelen of om een met de ploeg geschild stoppelveld verder klein te maken; c) om (op zwaardere grond) de schollen en kluiten van een pas geploegde akker te breken of om de bezakte grond van een eerder geploegde akker luchtig te maken; d) om uitgestrooide kunst-meststoffen in de grond te werken. De enkelvoudige termen van dit lemma kunnen meestal zowel met het land e.d. als object, als ook aboluut gebruikt worden. De samengestelde hebben steeds, ook al is dat hier onvermeld gelaten, het land, de akker e.d. tot object. [JG 1a + 1b add.; N 11, 43 + 47 add.; N 11A, 152; div.; monogr.] I-2
cultivator, extirpator schulp[eg]: sxø̜lǝp[eg] (Gingelom), schulpmachine: sxø̜lǝpmǝši ̞n (Gingelom) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) daps: dabzə (Gingelom), daps (Gingelom) horzel [ZND 27 (1938)] || insect I [Goossens 1b (1960)] III-4-2
dakgoot goot van het dak: gǫwt ˲van ǝt ˲dǭk (Gingelom), kornis: kǫrniš (Gingelom  [(van hout)]  ) Zie kaart. Horizontaal afvoerkanaal dat onder een dakrand wordt aangebracht om het van het dak stromende regenwater af te voeren, hetzij onmiddellijk via een spuier, hetzij door een in de aardbodem uitmondende gootpijp. Met de term 'Keulse goot' (L 387) wordt een goot aangeduid die niet buiten het muurvlak uitsteekt, maar op de muurplaat rust. In S 11 en L 1 a-m werd in het algemeen gevraagd naar ø̄gootø̄. In dit lemma zijn uit dit materiaal alleen die antwoorden opgenomen, waarbij door de invuller werd vermeld dat het specifiek de benaming voor een dakgoot betrof. [N 64, 148a; N 54, 185a; L 24, 23a; L B1, 159a; R 14, 23j2; monogr.; Vld; div.; S 11; L 1a-m] II-9
dakwelving boven een schuurpoort golfdak: gǫlǝf˱dǭak (Gingelom) De welving van het strooien dak boven een schuurpoort die een poort van voldoende hoogte mogelijk maakt onder een overigens laag afhangend dak. Zie ook het lemma "verhoogd dakgedeelte boven een poort" (4.2.3). Zie ook afbeelding 22.c bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 32] I-6
damesblouse bloes: blus (Gingelom), cache-coeur (fr.): kaškoeyr (Gingelom), chemisier (fr.): šəmizje. (Gingelom), marinire (fr.): marinje.r (Gingelom) blouse: blouse || cache-coeur: damesblouse met gekruiste voorpanden || chemisier: overhemdblouse || marinière: losse bloes met korte mouwen III-1-3
damesfiets vrouwluivelo: vrouwlievéélo (Gingelom) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
darm darm: deͅrm (Gingelom), deͅrəmə (Gingelom) darm, darmen [N 10b (1961)] III-1-1