33921 |
het paard wennen aan tuig en arbeid |
opleren:
ǫplīǝrǝ (P175p Gingelom)
|
[N 8, 99]
I-9
|
20678 |
hete bliksem |
appelprut:
Syst. Frings
apəlprøt (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom),
appelpure:
Syst. Frings
apəlprēə (P175p Gingelom)
|
Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20404 |
heten |
heten:
hieten (P175p Gingelom)
|
heeten [ZND 25 (1937)]
III-2-2
|
32923 |
heukeling |
hoopje:
ypkǝ (P175p Gingelom),
ȳǝ pjǝ (P175p Gingelom),
oppertje:
ø̜pǝrkǝ (P175p Gingelom)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
openbreken:
[openbreken] (P175p Gingelom),
opensmijten:
[opensmijten] (P175p Gingelom),
uiteensmijten:
ātiǝnsmē̜i̯ǝtǝ (P175p Gingelom)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
17645 |
heup |
heup:
də øͅəp (P175p Gingelom),
heuəp (P175p Gingelom),
øͅp (P175p Gingelom)
|
de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || heup [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33704 |
heuvel |
bergje:
bɛrxskǝ (P175p Gingelom)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
bergje:
bergske (P175p Gingelom)
|
heuvel [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
hé aodt nou ze vaor (P175p Gingelom)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
kuimen:
kø̜̄mǝ (P175p Gingelom)
|
[JG 1a, 1b]
I-11
|