e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kam kam: kamp - kem (Gingelom) kam (enkelvoud - meervoud) [ZND 27 (1938)] III-1-3
kamerjas peignoir (fr.): pənwa.r (Gingelom) peignoir: peignoir III-1-3
kamizool kamizool (<fr.): kaməzo.ul (Gingelom) kamizool: mouwloze vest III-1-3
kammen kammen: kemme (Gingelom) kammen [ZND 27 (1938)] III-1-3
kanaal kanaal: an den aandre kaant van t kenaal (Gingelom) Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] III-3-1
kap aan de vlegelknuppel kap: kap (Gingelom) In tegenstelling tot de kap aan de vlegelstok die van ijzer is, is de kap aan het slaghout van leer. De meest voorkomende vorm van deze kap is een zeer stevig stuk taai varkensleer (in Q 9: van ezelleer); aan de uiteinden zitten enkele gaatjes, waar een leren veter doorheen wordt gehaald waarmee de kap, met een lus, om de vlegelknuppel wordt vastgesnoerd. Daartoe zijn in de enigszins afgeplatte kant van de knuppel enkele (doorgaans drie) inkepingen gemaakt waar de veters doorheen lopen. Zie afbeelding 10, d. In L 286 tekent de zegsman een vlegelknuppel met een gat erin, waardoor de vlegelband loopt. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kapmantel caban (fr.): kaba͂ (Gingelom) caban: caban III-1-3
kapstok kapstek: kapstɛk (Gingelom) kapstok [ZND 34 (1940)] III-2-1
kar kar: kē̜ǝr (Gingelom) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13
karakter (aard) caractre (fr.): karaktère (Gingelom) karakter [ZND 01 (1922)] III-1-4