e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: sxii̯tǝ (Gingelom) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kieskauwerig lastig op het eten: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  lestig op het ete (Gingelom) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kieuwen kieuwen: ook in ZND 27, 084  kieuwen (Gingelom) kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)] III-4-2
kikker kikvors: kikvoͅs (Gingelom), vors: voͅs (Gingelom) kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril kikvorseneitjes: kikfoͅsɛ.əkəs (Gingelom) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)eieren, eitjes: kikfoͅsɛ.əkəs (Gingelom) kikkerrit [RND] III-4-2
kin kin: ken (Gingelom, ... ), kin (Gingelom, ... ) kin [N 10b (1961)] || kinnebak [N 10b (1961)] III-1-1
kinderfiets kindervelo: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  kĕnjervéélo (Gingelom) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
kinderhemd brassiretje (<fr.): brasje.rkə (Gingelom) brassièrke: kinderkleedje III-1-3
kinketting kinkettel: kenkętǝl (Gingelom) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10