20723 |
kleine hoeveelheid eten |
greumeltje:
Syst. Frings
grēməlkə (P175p Gingelom),
pritsje:
Syst. Frings
pre̞tskə (P175p Gingelom),
pritskə (P175p Gingelom)
|
Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32681 |
klemmateriaal |
spij/spie:
spę̄ (P175p Gingelom)
|
Met allerlei materialen werden kouter, voorschaar en voorsteun van de ploeg op de ploegbalk vastgezet. Hierdoor bleven deze onderdelen verwisselbaar of verstelbaar. Welk materiaal men gebruikte, blijkt uit de opgaven. [N 11, 31.III.b; N 11A, 140b]
I-1
|
22377 |
kleppers |
claquettes (fr.):
Via t Fr.
klaket (P175p Gingelom)
|
Claquette.
III-3-2
|
33997 |
kletsoor |
karsoon:
klętsȳi̯r (P175p Gingelom),
klotsoor:
klǫtsȳr (P175p Gingelom)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
klepper:
Van Dale: klepper, 2. (fig.) mond; tong; (ook) babbelaar.
n klepper (P175p Gingelom),
lameer:
n lameər (P175p Gingelom),
viswijf:
ə veesch wijf (P175p Gingelom)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
20720 |
kliekje |
opgestoofd:
Syst. Frings
oͅp˃gəstoͅu̯ft (P175p Gingelom)
|
Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
31497 |
klinknagel |
rivet:
revęt (P175p Gingelom)
|
Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.]
II-11
|
18120 |
kloven |
kloven:
kløəf (P175p Gingelom),
kløͅvə (P175p Gingelom)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33675 |
kluit aarde |
kloot:
klōt (P175p Gingelom)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
21080 |
knabbelen |
knabbelen:
knabələ (P175p Gingelom, ...
P175p Gingelom),
knetselen:
kneͅtsələ (P175p Gingelom)
|
knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)]
III-2-3
|