e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine hoeveelheid eten greumeltje: Syst. Frings  grēməlkə (Gingelom), pritsje: Syst. Frings  pre̞tskə (Gingelom), pritskə (Gingelom) Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)] III-2-3
klemmateriaal spij/spie: spę̄ (Gingelom) Met allerlei materialen werden kouter, voorschaar en voorsteun van de ploeg op de ploegbalk vastgezet. Hierdoor bleven deze onderdelen verwisselbaar of verstelbaar. Welk materiaal men gebruikte, blijkt uit de opgaven. [N 11, 31.III.b; N 11A, 140b] I-1
kleppers claquettes (fr.): Via t Fr.  klaket (Gingelom) Claquette. III-3-2
kletsoor karsoon: klętsȳi̯r (Gingelom), klotsoor: klǫtsȳr (Gingelom) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf klepper: Van Dale: klepper, 2. (fig.) mond; tong; (ook) babbelaar.  n klepper (Gingelom), lameer: n lameər (Gingelom), viswijf: ə veesch wijf (Gingelom) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1
kliekje opgestoofd: Syst. Frings  oͅp˃gəstoͅu̯ft (Gingelom) Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)] III-2-3
klinknagel rivet: revęt (Gingelom) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11
kloven kloven: kløəf (Gingelom), kløͅvə (Gingelom) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
kluit aarde kloot: klōt (Gingelom) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knabbelen knabbelen: knabələ (Gingelom, ... ), knetselen: kneͅtsələ (Gingelom) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3