25565 |
ongeschikt |
derf:
dęrf (P116p Gorsem)
|
Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.]
II-1
|
17973 |
onwel |
niet goed:
ni goed (P116p Gorsem)
|
hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
17595 |
ooglid |
deksel:
deksel van het oog (P116p Gorsem)
|
een ooglid, de oogleden (deksel van het oog) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
fon. var. van "oorworm"niet overgenomen
oorworm (P116p Gorsem)
|
oorworm [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
21548 |
openbare verkoop |
uitroep:
inen uitroep (P116p Gorsem)
|
Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21126 |
papier |
papier:
papier verfrommelen (P116p Gorsem)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23231 |
pasen |
pasen:
poaschen kum laat (P116p Gorsem)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
33492 |
peer, soorten |
peer:
piər (P116p Gorsem)
|
[ZND 31 (1939)]
I-7
|
20876 |
pijpensteel |
roer:
roer (P116p Gorsem)
|
Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
19088 |
plicht |
wat hij moet:
hij doet wat hij moet (P116p Gorsem)
|
Hij doet zijn plicht. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|